Burgemeester Halsema: “Amsterdamse regio is open, stromend en vooruitstrevend.”

In het jaar 14 na Christus werd door de Romeinen een haven bij Velsen gebouwd. Lang was Velsen een vooruitgeschoven Romeinse basis op het Europese vasteland. In de 17e eeuw legden Amsterdamse kooplieden met 43 molens de Beemster droog. De Russische tsaar studeerde scheepsbouw in Zaandam en Amsterdam, epische centra van de scheepsbouwkennis. In 1976 ontvingen de eerste bewoners van Almere hun sleutels. Zij kunnen nu nog vertellen over de geboorte van hun stad. Haarlem ontving al in 1245 stadsrechten en is daarmee één van de oudste steden van Nederland.

Even zovele gemeenten, even zovele verhalen.

In Wormer werden de scheepsbeschuiten gebakken en ingeladen op de schepen die klaarlagen om de wereldzeeën te bevaren. In 1930 werd de Gooische Moordenaar actief.  De – gevaarlijke – stoomtram die de regio elkaar verbond: Hilversum en Amsterdam, Laren, Bussum, Naarden en Weesp. In de jaren vijftig groeide de bevolking van Heemskerk explosief met de komst van de Hoogovens; een verdubbeling in minder dan 10 jaar. Eerder, in 1918, werd in Hilversum een fabriek voor seintoestellen geopend. Het waren de eerste experimentele radiouitzendingen; het begin van het Mediapark.

Jullie vragen je misschien af waarom ik met deze – tamelijk willekeurige – anekdoten begin. Met deze lukrake greep uit de geschiedenis van de regio.

Laat ik dat uitleggen.

Tijdens een van mijn eerste besprekingen met burgemeesters in de MRA-regio werd mij gevraagd wat Amsterdam van plan was. Onze slechte naam inmiddels kennend, meldde ik dat het me goed leek als Amsterdam zich wat bescheiden opstelde. Tot mijn verbazing kreeg ik de wind van voren. Dat was nou echt niet de bedoeling; werd er gezegd. Amsterdam moest juist eens initiatief gaan nemen, bereid zijn de kar te trekken.

OK.

Er is dus – zo blijkt – behoefte aan regionaal elan, aan enthousiasme, aan een gevoel van onderlinge verbondenheid, een gedeeld doel.

We weten, ook met dank aan de vorige sprekers, dat de groeicijfers er niet om liegen: de MRA is nog altijd een van de snelst groeiende regio’s in Europa. Tegelijk zijn we gewezen op de grenzen ervan, in mobiliteit, energie, woningbouw, sociale rechtvaardigheid. Deze regio bezit kracht. We staan echter ook voor een groot aantal problemen. Of, politiek correct geformuleerd, uitdagingen.

De vraag is, hoe gaan we die te lijf?

Opereren we opportunistisch samen, in gelegenheidsverbanden, waarbij het ons soms uitkomt om samen te werken, soms niet. Waarbij we de ene keer onze autonomie ten opzichte van elkaar benadrukken, de andere keer juist onze onderlinge afhankelijkheid.

Of groeien we toe naar een gemeenschap, naar een bestuurlijk verband dat rust op geschiedenis, gedeelde verhalen, bediscussieerde opvattingen, bevochten compromissen. Naar een regio – met andere woorden – die door onze eigen bevolking en in de omgeving, elders in het land, ook als zodanig zo wordt herkend?

Jullie herkennen hierin vast de retorische vraag.

Inderdaad. Ik zou voor het laatste willen opteren. En daarvoor maak ik een klein uitstapje.

De Amerikaanse antropoloog en politicoloog Benedict Anderson schreef in 1986  een iconisch werk over nationalisme dat op mij – en op velen met mij – grote indruk maakte. Imagined communities heette het, en daarmee bedoelde hij het volgende.

Nationale identiteit is, aldus Anderson, een product van de verbeelding. Niet in de zin dat ze ‘ingebeeld’ of onecht is, maar dat zij geconstrueerd wordt in gezamenlijk bewaarde herinneringen, verhalen die telkens opnieuw worden verteld, symbolen waar grote culturele betekenis aan wordt toegekend en ‘nieuwe tradities’.  Een gedeelde identiteit is dan ook niet onveranderlijk, maar vloeibaar en tot op zekere hoogte ook maakbaar. Ons nationale zelfbeeld wordt bijvoorbeeld ook bepaald door beslissingen om bepaalde maatschappelijke gebeurtenissen te gedenken en andere te vergeten.

In zijn boek geeft hij vele voorbeelden hoe zich in de negentiende eeuw een nationale identiteit vormde met behulp van – nieuwe en wijdverspreide – kranten, met de vorming van nieuwe nationale instituten en bijvoorbeeld de introductie van een vlag, een volkslied en herdenkingen.

Nee, het is niet mijn bedoeling om een volkslied voor de Metropoolregio Amsterdam te maken.

Maar met Andersons analyse kunnen wij wel ons voordeel doen. In zijn boek ligt minder de nadruk op de natiestaat dan op het belang van verhalen en tradities voor gemeenschapsvorming, en voor voorspoed in die gemeenschap.

Met andere woorden, als wij als metropoolregio sterk willen opereren, gezamenlijk onze bevolking naar ons beste kunnen willen dienen, dan moeten we ook écht een regio worden.

En dat begint met het beantwoorden van de vraag wie wij zijn. Wat ons eigenlijk bindt. Welke verhalen bij ons horen en ons een identiteit, glans geven.

Er zijn de talloze verhalen over de tachtigjarige oorlog, 16de eeuw, toen het na Den Briel en Enkhuizen, de Hollandse gemeenten uit deze regio waren, die zich als eersten aansloten bij de Geuzen en vochten tegen de Spaanse hertog Alva. Er is het wrange verhaal over Naarden dat werd uitgemoord door de Spanjaarden terwijl Amsterdam fluitend de andere kant opkeek, en nog tot 1578 katholiek en achter de Spaanse koning bleef staan.

Het was trouwens niet de eerste keer dat er in de regio flinke gevechten werden geleverd terwijl Amsterdam, toch al een grote jongen in die tijd, buiten schot bleef. Al vanaf de vroege Middeleeuwen sloegen de Hollanders en de West Friezen elkaar tot moes, en veel van onze gemeenten kennen de verhalen van deze West Friese Oorlogen; van Muiden tot Waterland, behalve Amsterdam.

Bij onze regio horen ook de verhalen waar we minder trots op zijn, want ook die hebben ons gevormd. Behalve het bloedvergieten en het wegkijken was dat ook de wereldhandel die ons rijkdom bracht maar waarmee wij ook veel leed berokkenden in overzeese gebieden, in de eerste plaats door de slavenhandel, maar ook door plunderingen en onderdrukking.

Een gezamenlijke identiteit laat zich niet bij missive, van bovenaf opleggen. Deze groeit geleidelijk, in samenspraak, in gedeelde verhalen. Maar in de wirwar van anekdoten die de regio kent, zijn er wel leidraden, thema’s die telkens terugkeren, die diep in de geschiedenis verankerd liggen en nog steeds opgeld doet.

Zo is er bijvoorbeeld het thema van de handel. In veel van onze gemeenten werden producten verbouwd of gemaakt die later verscheept werden voor de internationale handel. Vanuit de haven van Edam, en later vanuit Amsterdam.  De regio heeft altijd opengestaan voor de buitenwereld, het was de eerste plek van waaruit de wereldzeeën werden bevaren en tevens de eerste plek waar de wereld ons land binnenkwam. Internationalisme is  dan ook een tweede thema.

Ook  water keert in anekdoten altijd terug; en dan vooral het feit dat we ons onder zeeniveau bevinden. Van de schuimkoppen in de Noordzee via de ingepolderde meren (in Purmer, Wormer, maar ook Bijlmer, zit  het woordje mer, ofwel meer), de dammen en dijken; tot de Zuiderzee die een meer werd, en ten slotte het wonder van het zelfgebouwde Land, de Flevopolder.

Voor de handel (de portemonnee) èn om droge voeten te houden, was er vanaf de vroegste geschiedenis samenwerking in deze regio, geschoeid dus op pragmatische leest. Zowel water als handel maakten dat het overbruggen van tegenstellingen, geven en nemen, noodzakelijk was. Niet alleen tussen burgers en overheden, maar ook met ondernemers en universiteiten en scholen.

Zoals het water overal om ons heen stroomt, zo bewegen de mensen zich door de geschiedenis. Van kleine dorpen trokken ze naar steden, en generaties later stroomde de stad weer leeg naar dorpen of naar nieuwe steden. De bevolking van onze regio groeide, kromp soms ook, en verplaatste zich voortdurend door de regio. En ze doet dat nog steeds. Een wonderlijke lappendeken aan culturen geschiedenissen en identiteiten, die niet statisch zijn maar fluïde en in elkaar overlopen en overlappen.

En dat typeert de Amsterdamse regio het beste: open, stromend, vooruitstrevend.

Een gedeeld verleden biedt houvast voor de toekomst. En het verleden van de metropoolregio biedt aanknopingspunten voor een hoopvol toekomstbeeld; het  verhaal van onze regio is een verhaal over vooruitgang, van het aangaan van grote uitdagingen en van lastige problemen. En dat doen we nu ook.

De grootste vooruitgang die we kunnen en moeten boeken is dat we beter naar elkaar omkijken. We zien namelijk – het werd al kort aangestipt door Henri de Groot – toenemende ongelijkheid in de regio.

De sociaal-economische verschillen tussen het noorden en het zuiden van de regio, nemen toe.

Vooral gemeenten aan de noordkant hebben relatief veel sociale huurwoningen. Deze woningen worden alleen nog toegewezen aan  mensen met een zeer kleine portemonnee en/of met een zware rugzak aan problemen. De aanpak van deze opeenhoping van problemen in wijken en buurten is in eerste instantie een lokale opgave, maar soms is de problematiek te zwaar om zelfstandig te kunnen dragen, zeker als een gemeente zich als een gevolg ervan niet evenwichtig kan ontwikkelen.

En aan de onderkant van de arbeidsmarkt wringt het. Deze groep  woont vaak in de periferie – ook hier weer relatief vaak in het noordelijk deel van de regio – met matige openbaar vervoerverbindingen terwijl de kosten om naar het werk te komen voor hen relatief hoog zijn. Banen die nu nog bestaan zijn aan het verdwijnen of veranderen sterk en het werk dat er is, is veelal van tijdelijke aard waardoor een perspectief ontbreekt (onzekerheid). Hoogwaardige werkgelegenheid vestigt zich niet in gebieden waar wel ruimte is maar waar ook een imagoprobleem is (veel lager opgeleide werknemers). Hoger opgeleiden vertrekken. Het NRC kopte recent: “De belangrijkste mentale grens in Noord Holland is van eigen makelij: het Noordzee kanaal.”

Een deel van de antwoorden op deze problemen kan op regionale schaal worden gevonden, als we daar met elkaar toe bereid zijn. De woningmarkt en arbeidsmarkt zijn immers regionaal.  Over de verdeling van sociale woningen kunnen we afspraken maken. Als we besluiten waar voorzieningen worden gevestigd, zoals een universiteit of internationale school, kunnen we rekening houden met deze noord-zuid tegenstelling. Datzelfde geldt uiteraard bij de vestiging van bedrijven, die werkgelegenheid meebrengen. En ook bij mobiliteitsvraagstukken.

Het appèl dat een aantal van mijn collega’s deden op Amsterdam, toen ik aankondigde mij bescheiden te willen opstellen, heeft mij  – zoals jullie merken – aan het denken gezet. Waarom zeiden mijn collega’s dat? Het heeft denk ik te maken met de opgedane ervaringen de afgelopen jaren met de netwerkstructuur. Die kan, als er geen gemeente is die de kar trekt, ook verzanden in vrijblijvendheid. Nu hoeft het zeker niet altijd de hoofdstad te zijn die de kar trekt.

De 2,5 miljoen burgers van deze Amsterdamse regio hebben géén gezamenlijk, democratisch gelegitimeerd bestuur. Wel hebben we samen een (te?) groot aantal platforms en overlegtafels. Eerder was er een Stadsregio met een regioraad. Ambtelijke tekentafels hebben veel varianten van samenwerking gezien die het uiteindelijk niet haalden. Er zullen ongetwijfeld nieuwe governancestructuren bedacht worden, wellicht ook slagvaardiger dan wat we nu hebben. Maar dat is secundair.

De geloofwaardigheid en daarmee de slagkracht van de regio, valt of staat bij ons gedeelde enthousiasme, bij onze bereidheid om werkelijk samen te werken, ook als dat soms ten koste gaat van onze lokale autonomie. Het betekent dat we niet alleen praktische beslissingen nemen over de toekomst van dit gebied maar ook werkelijk bouwen aan onze regionale geschiedenis en identiteit.

Tot slot, Maarten Prak, Nederlandse historicus,  schreef vorig jaar het boek Citizens Without Nations. Daarin stelt hij dat vrijwel overal ter wereld lokale vormen van burgerschap bestonden, maar dat na de Franse Revolutie deze vormen werden afgeschaft omdat burgerschap nationaal moest zijn en meer gelijk.

Prak toont in zijn boek aan dat de lokale instituties (sociale voorzieningen, gildes en schutterijen) zorgden voor een hoge mate van politieke participatie, draagvlak en onderling vertrouwen. Sterker nog: Europa is volgens Prak minder democratisch geworden, toen lokaal en regionaal burgerschap plaatsmaakte voor staatsburgerschap. Prak pleit ervoor het lokale en regionale burgerschap te herwaarderen als aanvulling op het nationale burgerschap.

Hierin ligt voor ons allen – wat mij betreft – een grote opgave. In het versterken van het welzijn van de 2,5 miljoen inwoners van onze regio. De kracht van de metropool Amsterdam zit uiteindelijk niet in molens, dijken, en gebouwen. Maar in de mensen die door hun doen en laten, dagelijks tonen aan ons, aan elkaar en aan de wereld wat het betekent om hier te leven.

Dank u wel.

State Of The Region 2019 – Femke Halsema from bjorn eerkes > BeMedia on Vimeo.

18 juni 2019

Meer weten over

Neem contact op

Deel dit artikel

#slimgroengezond

Wil je meer van dit soort artikelen?
Volg ons dagelijks op LinkedIn, X en schrijf je in voor onze Board Update.

Lees ook deze berichten